Aan eiser, bijgestaan door mr. J.M.S. Nass, is voor de derde maal op rij een last onder dwangsom opgelegd inzake het verwijderen en verwijderd houden van bouwwerken C en D door het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Valkenburg aan de Geul. Namens eiser is door mr. J.M.S. Nass beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (inhoudende schorsende werking van het dwangsombesluit te verlenen totdat op het beroepschrift zou zijn beslist) tegen voornoemde hernieuwde opgelegde last onder dwangsom. Op het ingestelde beroep en op het verzoek tot een voorlopige voorziening is door de voorzieningenrechter tegelijk beslist ingevolge artikel 8:86 Awb.
Het college is in het bestreden besluit niet ingegaan op de civielrechtelijke regelgeving met betrekking tot de civielrechtelijke status van betrokken partijen en de gevolgen daarvan en derhalve ook niet op de vraag in hoeverre eiser als vruchtgebruiker het in zijn macht heeft om de overtreding te beëindigen. In het eerdere besluit op bezwaar heeft het college hierover slechts, zonder nadere motivering, aangegeven dat eiser als vruchtgebruiker in staat is om een einde te maken aan de illegale situatie. Het college heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende kennis vergaard over de voor beantwoording van deze vraag relevante feiten en heeft onvoldoende onderzocht of en gemotiveerd dat eiser het daadwerkelijk (juridisch) in zijn macht heeft de overtredingen te beëindigen.
De voorzieningenrechter is derhalve met eiser van mening dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij het (juridisch) in zijn macht heeft om de bijgebouwen te verwijderen mede gelet op het feit dat door het college niet aannemelijk is gemaakt wie de bouwwerken heeft gerealiseerd.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college onvoldoende gemotiveerd waarom de keuze is gemaakt (enkel) eiser als vruchtgebruiker van het perceel aan te schrijven, waardoor het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 (zorgvuldigheidsbeginsel) en artikel 7:12 (motiveringsbeginsel) van de Awb.
De voorzieningenrechter heeft derhalve het beroep gegrond verklaard, het bestreden dwangsombesluit vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Benieuwd naar de gehele gepubliceerde uitspraak? Lees hier de uitspraak.