RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bij belanghebbende, bijgestaan door mr. J.M.S. (Jan Willem) Nass, is volgens de Rechtbank Zeeland-West-Brabant door de Inspecteur van de Belastingdienst onterecht een bedrag van € 67.110,- als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen.
Bovendien wordt aan belanghebbende een immateriële schadevergoeding van € 1.000,- toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. Conform het betoog van mr. J.M.S. (Jan Willem) Nass acht de rechtbank het moment, waarop het verzoek tot herziening van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting wordt ingediend (en niet het moment waarop het bezwaar tegen de afwijzing van dit verzoek wordt ingediend) leidend voor het antwoord op de vraag, wanneer de redelijke termijn aanvangt. Daarmee is het aanvangstijdstip van de redelijke termijn in deze zaak vastgesteld vóór aanvang van de bezwaarprocedure, waarmee de redelijke termijn-jurisprudentie in belastingzaken verder is verrijkt.
Benieuwd naar de gepubliceerde uitspraak? Lees hier de gehele uitspraak!