Onderwerp van het huurrechtgeschil was de vraag of de gedaagde partij (verhuurder), bijgestaan door mr. M.J.M.H. (Marieke) Nass, aan de eisende partij (huurder) een huurprijsverlaging zou moeten verlenen in verband met de gevolgen van de coronacrisis.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat geen huurprijsverlaging dient te worden toegekend en heeft dus de vordering van de eisende partij afgewezen.
Daartoe heeft de voorzieningenrechter doorslaggevend geacht dat:
- huurprijsvermindering op basis van een gebrek door gedaagde is uitgesloten in de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de gesloten huurovereenkomst;
- geen sprake is van onvoorziene omstandigheden, aangezien de huurovereenkomst op 14 mei 2020, ten tijde van de coronacrisis, tussen partijen is gesloten;
- het beroep op de redelijkheid en billijkheid niet voldoende door de eisende partij is onderbouwd.
De gedaagde partij hoeft dan ook geen huurkorting aan de eisende partij te verlenen, ondanks de verplichte (gedeeltelijke) bedrijfssluiting van de eisende partij. Dit illustreert dat de gevolgen van Covid-19 en huurkorting niet onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden.
Benieuwd naar de gehele gepubliceerde uitspraak? Lees hier de uitspraak.